Royal GD heeft de impact van het blauwtongvirus (BTV-3) op de gezondheid van schapen, runderen en geiten onderzocht. Het blijkt dat het percentage dieren met antistoffen zowel op rundvee-, geiten- als schapenbedrijven relatief laag is. Verder is 75 procent van de zieke dieren is gestorven op de onderzochte bedrijven.
Voor dit onderzoek zijn vijf schapenbedrijven, vijf melkveebedrijven en drie geitenbedrijven vanaf oktober 2023 dertien weken lang gevolgd door veterinaire specialisten van GD. Op elk van de bedrijven was een BTV-3 besmetting vastgesteld.
Aanpak onderzoek
Tijdens een startbezoek werd het aantal zieke dieren vastgesteld, werden de klinische symptomen van maximaal 20 individuele dieren vastgelegd en zijn monsters afgenomen van 50 willekeurige dieren. Deze monsters zijn onderzocht op het BTV-3-virus en antistoffen. Twee weken later volgde een tweede bedrijfsbezoek. Gedurende de hele studie was er wekelijks telefonisch contact om het aantal zieke, genezen en gestorven dieren en de klinische verschijnselen die werden waargenomen vast te leggen.
Aan het einde van de studieperiode, in de vermoedelijk knuttenvrijeperiode, werden alle dertien bedrijven bezocht. Tijdens dit bezoek werden de klinische verschijnselen nogmaals vastgelegd en werden er opnieuw serummonsters afgenomen van 50 willekeurige dieren, om deze te onderzoeken op de aanwezigheid van antistoffen.
75 procent zieke dieren gestorven
In totaal hebben er op de vijf bedrijven 202 schapen gedurende het onderzoek ziekteverschijnselen vertoond, dat is 7,5 procent van het aantal aanwezige schapen. Per bedrijf varieerde het percentage dieren met ziekteverschijnselen. Van de zieke schapen bleek aan het einde van de studie 74,8 procent gestorven, 20 dieren werden door als volledig hersteld gemeld (10 procent) en 31 schapen waren nog steeds niet volledig opgeknapt. De twintig dieren die uiteindelijk hersteld zijn waren gemiddeld 19 dagen ziek en de ziekteperiode varieerde tussen 1 en 54 dagen.
Alle vijf schapenbedrijven kregen te maken met een duidelijk hogere sterfte in vergelijking met dezelfde periode in 2022. Gemiddeld stierven 45 (10 procent) schapen per bedrijf ten opzichte van gemiddeld 13 schapen per bedrijf in het voorgaande jaar. De meest voorkomende klinische verschijnselen die werden gerapporteerd waren sloomheid, kreupelheid, beschadigingen in de bek, gezwollen lippen, neus en/of kop en neusuitvloeiing.
Antistoffen
Op elk van de vijf schapenbedrijven was het percentage dieren waarbij virus en het percentage dieren waarbij antistoffen zijn aangetoond bij het startbezoek vergelijkbaar. Er was geen verschil in het percentage schapen met antistoffen tussen de begin en eindmeting. Bij vier van de vijf schapenbedrijven was het percentage dieren met antistoffen bij de tweede meting lager dan bij de eerste meting.
Bij veel van de schapen die ziek werden, konden na verloop van tijd BTV-antistoffen worden aangetoond. Echter een deel van deze zieke schapen overleefde het virus uiteindelijk niet. Zo was 39% van de schapen waarbij in oktober antistoffen werden aangetoond eind december in I&R gemeld als gestorven. Van de schapen waarbij in oktober geen antistoffen werden gevonden was de sterfte flink lager (4%).
Op basis van deze resultaten zijn er aanwijzingen dat er in de Nederlandse veestapel nog veel dieren aanwezig zijn die de infectie niet hebben doorgemaakt. Deze dieren zijn nog onbeschermd tegen een eventuele nieuwe BTV-3 infectie in 2024.
Lees ook: