Nu het aflamseizoen weer volop aan de gang is, krijgen we meldingen van abortussen, doodgeboorten en afwijkende lammeren. Een besmettelijke, al dan niet zoönotische verwekker is de oorzaak. Dat blijkt uit de eerste resultaten van pathologisch onderzoek naar geaborteerde lammeren en bijbehorende nageboortes van dit jaar. Een artikel van Nienke Snijders-van de Burgwal (Royal GD).
Ziet u een toename in het aantal abortussen op uw bedrijf? Vergeet dan niet dit kenbaar te maken aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Bij een verhoogd aantal abortussen op schapenbedrijven geldt een meldingsplicht voor zowel de houder als de dierenarts.
Bij opvallend veel van de voor pathologisch onderzoek ingestuurde abortusinzendingen is een besmettelijk oorzaak vastgesteld. Minder dan de helft is gebruikelijk. Nu, aan het begin van dit aflamseizoen, ligt dit aantal al op tweederde. Het is niet te voorspellen of de cijfers van de inzendingen zullen verbeteren of nog slechter zullen worden.
Tot nu toe gevonden abortusverwekkers
De tot nu toe gevonden abortusverwekkers zijn Listeria spp., Campylobacter fetus, Escherichia coli, Toxoplasma gondii en Chlamydia abortus. Zoals het woord ‘besmettelijk’ al aangeeft, deze verwekkers zijn in staat om andere dieren te infecteren. Via aborterend materiaal, zoals het vruchtwater en de nageboorte, komen de ziekteverwekkers in de omgeving terecht. Dit zorgt voor een verhoogde infectiedruk met het risico op besmetting van de aanwezige drachtige ooien, oftewel omgevingscontaminatie. In het vervelendste scenario leidt dit tot een abortusstorm. Het risico daarop is echter niet voor elke abortusverwekker even groot.
Meldingplicht voor besmettelijke verwekker
Uit de huidige inzendingen met een besmettelijk oorzaak blijkt dat het in 52 procent van de gevallen gaat om een voor de mens besmettelijke verwekker (zoönose). Bij een verhoogd aantal abortussen op schapenbedrijven geldt dan ook een meldingsplicht voor zowel de houder als de dierenarts. Deze plicht heeft vooral te maken met het risico voor de volksgezondheid.
Zwangere vrouwen niet in de stal

Veehouders en medewerkers, maar ook andere mensen die in direct contact staan met (aborterende) ooien en geaborteerd materiaal, lopen het risico op het oplopen van zo’n zoönotische abortusverwekker. Ons advies is dat zwangere vrouwen en mensen met een verminderde werking van het immuunsysteem niet in de stal komen gedurende het aflamseizoen. Ook is het zaak dat er passende hygiënemaatregelen worden getroffen door (en voor) houders en medewerkers. Daarnaast is het achterhalen van de reden van de abortus, doodgeboorten en afwijkend geboren lammeren belangrijk. Pathologisch onderzoek kan helpen om het risico voor mens en dier in beeld te brengen. Dan kunnen we ook gericht handelen, indien dit nodig en mogelijk is.
Misvormde lammeren
GD onderzoekt misvormde lammeren op het blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3). De misvormingen blijken tot dusver veroorzaakt te zijn door het schmallenbergvirus. Afgelopen winter bleek uit pathologisch onderzoek al dat BTV-3 in staat is om ongeboren lammeren te infecteren. We zetten het BTV-3-onderzoek vooralsnog voort om de mogelijke rol van BTV-3 op misvormde lammeren te monitoren.
Toenames abortus melden
Ziet u een toename in het aantal abortussen op uw bedrijf? Vergeet dan niet dit kenbaar te maken aan de NVWA. Voor vragen over abortusdiagnostiek of onderzoek van lammeren met aangeboren afwijkingen neemt u contact op met de Veekijker Kleine Herkauwer of kijk op gddiergezondheid.nl/abortus.
Dit is een artikel uit Het Schaap maart – lees hier het gehele nummer..
Lees ook deze artikelen van GD-dierenartsen: