Stadsmeisje Marianne Duinkerken en herder Albert Koopman ontmoetten elkaar 24 jaar geleden op de Drentse heide, het Balloërveld. Het was het begin van hun liefde voor schapen en voor elkaar. Marianne werd net als Albert herder van de kudde met Drents heideschapen. Samen waren ze de Herders van Balloo.
Als mens en herder verschilden ze, maar in hun visie en liefde voor de kudde vonden ze elkaar altijd. Hier deelt Duinkerken haar persoonlijke inzichten die ze opdeed in al die jaren.
Koek was op
Marianne Duinkerken (67) en Albert Koopman (80) woonden bij het bedrijf waar een thee- en koffieschenkerij was. Ze hadden een atelier waar medewerkers wol sponnen, breiden en weefden en waar workshops gegeven werden. De wolproducten werden verkocht.
Koopman ging al eerder met pensioen, maar dit jaar merkte Duinkerken dat de koek voor haar ook op was. Het werd een steeds zwaardere last zeven dagen per week het veld in te gaan, met de spanningen en risico’s van het hedendaagse herderschap.
‘Schapen zijn klotebeesten, dat vind ik nog steeds’
Marianne Duinkerken
Kudde overgedragen
Met pijn in hun hart droegen de herders van Balloo de kudde dit jaar over en lieten het bedrijf achter zich. Maar, zoals Koopman al eens zei: “Je bent herder tot je dood”, zo voelt Duinkerken dat ook. Daarom blijft ze haar ervaringen delen. “Ik ga door met het wolatelier, het fenomeen wol en producten van dieren.” Wat leerde ze in al die jaren?
Online artikelen zijn beschikbaar voor Print en Digitaal abonnees. Log hier in.
Geen abonnement? Je kunt hier ook een los nummer bestellen – Het Schaap 09 -2025]
Twaalf lessen van de Herders van Balloo:
.
1. Bouw een relatie op

“Ik kreeg zó’n relatie met de schapen dat ze naar me luisterden. Je leert hun bewegingen in combinatie met het landschap waar je bent. Ik vond het alleen maar leuker worden naarmate ik ze beter leerde kennen. De kudde en het veld en ik waren zo één, met de hond. Het hele spel zit zo in je systeem. Als een dier zich omdraaide wist ik al wat het van plan was. Ik kende ze door en door.”
2. Weid ook zonder hond
“Probeer je dieren te leren kennen zonder hond, maak contact met ze. Ik heb met duizend schapen leren weiden zonder hond. Juist door zonder hond op pad te gaan, leer je het gedrag van de schapen kennen en erop anticiperen. Dan bouw je een band op met je kudde. Door je schapen de vrijheid te geven dat er niet constant een hond omheen loopt, worden de schapen blij en ervaren ze minder stress.
3. Zet de hond gedoseerd in
“De hond was steeds bij me en kwam pas in actie als het echt nodig was. Als je zorgt dat de schapen gezond zijn, dan blijft de kudde sowieso bij elkaar. De schapen mochten van mij ook wel een beetje afdwalen, maar als er een koppeltje vandoor ging dan zette ik de hond erachteraan. Als ooien lammeren hebben, richten ze zich meer op het lam en is het kuddegedrag minder. Ze neigen zich dan wat vaker af te zonderen. Dan heb je de hond wat vaker nodig.”
4. Blijf in binding
“Overdag sprak ik met niemand. Ik ging nooit staan babbelen omdat ik in verbinding met ze was. Ik ben best een vriendelijke vrouw, maar niet per sé als ik aan het werk was. Pas na het werk ging ik gesprekken aan. Voor mij is die verbinding met de kudde een voorwaarde en meerwaarde. Het was mijn manier van werken, ik wilde die binding. Toen ik voor het eerst met duizend dieren op pad ging renden ze alle windrichtingen uit, maar we kwamen ’s avonds wel samen thuis. Dat vond ik fantastisch.”
5. Wees zuinig op wol
“Als je goed voor de dieren zorgt en je gaat er iedere dag mee naar buiten, dan krijgen de schapen prachtige vachten. Dat vond ik mooi om te zien. Dan zie je wat het doet om goed voor de dieren te zorgen. Ik had ze ’s nachts in nachtweides en nooit in de schaapskooi, zodat ze zonder medicijnen gezond bleven. Mooie wol is iets kostbaars, daar moet je zuinig op zijn. Het is geen afval. Zorg voor je dieren en voor goede scheerders. Selecteer de wol goed en breng het aan de man. In de fokkerij ging ik werken met dieren met mooie vachten en werd ik selectiever. Ik koos bewust voor minder, maar beter.”

6. Ze weten wat ze nodig hebben
“Toen de schapen blauwtong kregen zorgde ik ervoor dat ze naar een stuk land gingen waar kruiden en dergelijke stonden. Daar bleven ze dan ook een tijd staan. Ik had daardoor weinig doden, de wol was ook goed en kon bewaard blijven. Dieren weten heel goed wat ze nodig hebben.”
7. Geniet van de dagstart
“Het aller-, allermooiste was het wanneer ik met de kudde op pad ging en de beesten gingen donderjagen en rennen. Iedere ochtend werd ik zó blij. Dat is voor elke herder zo mooi om zo te beginnen. Eind van de dag mochten ze van mij ook nog even los en gek doen.”
8. Deel je liefde voor de kudde
“Als je elkaar vindt in de liefde voor de kudde dan kom je een heel eind als je hetzelfde beoogt en elkaar daarin vindt. Albert is een hele authentieke herder. Hij werkte heel anders dan ik. Na onze liefdesrelatie zijn we apart gaan wonen, maar dit bedrijf was onze gezamenlijke liefde. Dat ging boven alles. Albert en ik wonen nu in de dezelfde nederzetting waar ik in een grote schuur een wolatelier aan het bouwen ben. We laten elkaar dus niet los. Ik voel een grote dankbaarheid voor de kans die hij me heeft gegeven, dat ik dat heb mogen doen.”
9. Pas je aan
“Ik paste het weiden aan als ik me niet zo fit voelde, maar ik ging altijd op pad. Ik ben nooit thuisgebleven. Misschien één dag in die 24 jaren. Op het veld gingen kwalen altijd wel over. Ik ben wel eens zo hard met m’n rug op een paal gevallen, dat ik drie maanden niet kon praten. Als ik ergens last van kreeg voelde ik het wel, maar dan ging ik op een andere manier weiden. M’n lichaam kreeg zo meer rust en dan genas het wel weer.”
10. Niet té druk maken om de wolf
“Probeer een raster te bedenken als ze buiten staan, zodat de dieren weg kunnen en het een gelijkwaardige strijd is als er een wolf in de kudde is. Als een kudde wegrent zal ie de zwakste pakken, dat is minder erg dan wanneer een wolf ongehinderd zijn gang kan gaan. Verder ben je overgeleverd aan regelgeving.”
11. Omarm lastige eigenschappen
“Het zijn klotebeesten, schapen, dat vind ik nog steeds. Maar het is een sport. Soms is het tergend en soms is het vermakelijk. Ik zag er altijd wel de lol van in. Drents heideschapen zijn eigenlijk ontzettend leuke schapen. Het is een beetje een verwilderd ras met een karakteristieke kop, eigenzinnig, behendig en ze kunnen echt donderjagen met elkaar. Ik roep natuurlijk wel dat het takkebeesten zijn, maar het is zó leuk om met ze te werken!”
12. Laat ze lekker praten
“In al die jaren heb ik geleerd me niet zoveel aan te trekken wat men van me vindt als herder. De dieren moeten het goed hebben, dat was voor ons als herders belangrijk. Mensen bemoeien zich met je als je net schapen gekapt hebt en ze erna nog wat hinken of als een schaap afgedwaald is. Daar werd ik vroeger soms gek van. Natúúrlijk was ik me van die dingen bewust. Je mag er namelijk vanuit gaan dat een herder z’n schapen kent.”